Wanneer journalisten artikels publiceren via traditionele media zoals de radio of de krant, is de inbreng van het publiek beperkt. De communicatie verloopt in één richting. Dit is veranderd sinds journalisten gebruik maken van nieuwe media. Iedereen kan reageren hoe ze maar willen op bijvoorbeeld tweets van de redactie van De VRT. Bovendien nemen veel burgers het op zich om nieuws te verspreiden (zonder hierbij gebonden te zijn aan de deontologische code voor journalisten). Ook deze vorm van nieuws bereikt het grote publiek. Deze verschuiving brengt zowel ethische risico’s als mogelijkheden met zich mee (Ward & Wasserman, 2010).
Een paar ethische vraagstukken
1. Mag informatie worden overgenomen door professionele journalisten?
Journalisten werken aan de hand van deontologische codes (waaronder de Vlaamse Code voor de Journalistiek en de internationale Code van Bordeaux). Hierin werden ethische waarden en bijhorende grenzen vastgelegd. Deze code werd echter niet opgesteld met het oog op nieuwe, interactieve online media. Hierdoor zijn een aantal ethische kwesties (nog) va(a)g(er) te beoordelen dan bij nieuwsberichtgeving door middel van traditionele nieuwsmedia. Wat moeten of mogen journalisten bijvoorbeeld doen met teksten en beelden die het publiek aanbrengt? Het publiek verwacht dat nieuws onmiddellijk wordt aangeleverd door journalisten. Door die druk om zeer actueel te zijn, wordt de stap kleiner om zonder grondige verificatie informatie over te nemen en te publiceren als “nieuws”. Onmiddellijkheid krijgt op deze manier voorrang op de deontologische waarde van waarheidsgetrouwheid. Wanneer alles sneller moet gaan, kunnen naast de waarheidsgetrouwheid ook de transparantie, eerlijkheid, onafhankelijkheid en objectiviteit in het gedrang komen.
2. Wat met ongewenste participatie?
Naast het aanreiken van nieuwe informatie kunnen niet-journalisten ook kritisch reageren op journalisten. Bovendien bereiken deze reacties niet enkel journalisten maar ook elkaar. Op de facebookpagina “Slechte Vlamingen”, met meer dan vijfduizend leden, wordt er bijvoorbeeld regelmatig kritiek geuit op de overheid én over de mediaberichtgeving hierover. Zo werd er opgemerkt dat het leek alsof de media hoopte op rellen tijdens de nationale betoging van 24/11/2014. Zij verweten de media ervan sensatiebelust en eenzijdig te zijn.
Mogen journalisten reageren op ongewenste reacties? Mogen zij deze misschien zelfs weghalen als ze op hun nieuwssite worden gepubliceerd? Blijven ze op deze manier onpartijdig en objectief?
Richtlijnen voor betekenisvolle, ethische participatie
Door de mogelijkheden van nieuwe media kunnen burgers participeren, worden diverse perspectieven vertegenwoordigd en zijn journalisten beter op de hoogte van wat er leeft bij hun publiek. De hierboven benoemde dilemma’s zijn slechts een paar voorbeelden van ethische vraagstukken met betrekking tot “burgerjournalistiek”. Een antwoord hierop kan zijn om een nieuwe set aan ethische richtlijnen, aangepast aan de nieuwe situatie, te verspreiden onder journalisten. Op deze manier kan er gestreefd worden naar betekenisvolle en ethische participatie.
Niet iedereen is het echter eens over de toegevoegde waarde van zo’n code. Volgens de ondervraging van zestig experts door Van der Wurff en Schönbach (2010) is zijn er ten eerste geen beduidend verschillende verschillen in de ethische problemen bij journalistiek op nieuwe media. Ten tweede verschilt de journalistieke werkwijze niet genoeg per informatiekanaal volgens hun. Een aparte online code zou dan niet praktisch zijn aangezien journalisten vaak tegelijkertijd verschillende media gebruiken bij hun werk. Online journalistiek moet gewoon, net als traditionele journalistiek, feitelijk en actueel zijn, maar ook zorgvuldig, waarheidsgetrouw, onafhankelijk, evenwichtig, begrijpelijk en transparant (Van der Wurff & Schönbach, 2010).
Hierbij valt de vernoeming van de waarde “transparantie” in het bijzonder op, aangezien dit niet in veel journalistieke codes wordt vermeld. Van der Wurff en Schönbach (2010) vermoeden dat deze norm aan belang heeft gewonnen door de opkomst van een mondiger, participerend maar ook meer wantrouwend publiek. Een update van de huidige deontologische codes heeft voor deze experts dus de voorkeur boven een aparte code.
Anderen stellen dan weer dat specifieke normen kunnen bijdragen aan ethische burgerparticipatie in het nieuws, waaronder Ward en Wasserman (2010). Zij stellen dat onder andere hospitality en sincerity hierin moeten worden opgenomen. Ze baseren zich hiervoor op enkele filosofen. Ten eerste halen ze de bekende stelling van Habermas (1998) aan dat discourse in de public sphere inclusief en gelijk moet zijn. De public sphere bestaat uit de samenstelling van alle individuele personen. Gitlin (1998) maakt hierop de aanvulling dat we wellicht niet moeten spreken over één public sphere maar wel over public sphericules. Ward en Wasserman vinden dit relevant voor de discussie over online participatie aangezien het Internet bestaat uit een gefragmenteerd netwerk.
- Hospitality: de media moet openstaan voor alle stemmen die er leven onder de bevolking, ook degenen die ingaan tegen hun eigen ethiek ingaan. Dit niet enkel op passieve wijze maar ook door actief op zoek te gaan naar stemmen die niet vaak gehoord worden. Hierbij verschilt hun mening van de experts uit het eerder vermelde onderzoek door Van der Wurff en Schönbach (2010). Volgens hen is het op voorhand screenen van deze bijdragen door de experts, de journalisten en redacteurs dus, zowel mogelijk als wenselijk. Hierbij kunnen zij “verkeerde reacties”, die bijvoorbeeld onnodig kwetsend of irrelevant zijn, weglaten.
- Sincerity: deze participatie en gedeeltelijke machtsverschuiving naar het publiek mag niet slechts schijn zijn. Wanneer er bijvoorbeeld op voorhand gefilterd wordt door de professionelen, wat door velen als wenselijk wordt beschouwd, blijven zij de hegemonie in stand houden.
Zelf sluit ik me eerder aan bij de mening van Ward en Wasserman. Door richtlijnen op te stellen voor specifieke dilemma’s die bij nieuwe media te kijken komen, kan er duidelijkheid verschaft worden waar er verschillende meningen bestaan. Bovendien wordt de procedurele transparantie en eerlijkheid van het werk van journalisten op deze manier verhoogd.
Bronnen:
- Foreman, G. (April 10, 2013). Journalism ethics in the digital age. Opgehaald van http://journalism.uark.edu/wp/?p=2723
- Gitlin, T. (1998), ‘Public Spheres or Public Sphericules’, in T. Liebes and J. Curran
(eds.), Media, Ritual and Identity, London: Routledge, pp. 168–74. - Habermas, J. (1998). The inclusion of the other (C. Cronin & P. De Greiff, Eds.). Cambridge, MA:
MIT Press. - Merrill, J.C. (2011). Overview: Theoretical foundations for media ethics. In A.D. Gordon, J.M. Kittross, J.C. Merrill, W.A. Babcock, Dorsher, M. (Eds.), Controversies in media ethics (3rd ed.) (pp. 3-32). New York: Routledge.
- Van der Wurff, R. & Schönbach, K. (2010). Wenselijkheid en haalbaarheid van een aparte gedragscode voor online journalistiek: Resultaten van een Delphi-studie. Amsterdam: The Amsterdam School of Communications Research ASCoR.
- Ward, S.J.A. (s.d.). Digital media ethics. Opgehaald van http://ethics.journalism.wisc.edu/resources/digital-media-ethics/
- Ward, S.J.A., & Wasserman, H. (2010). Towards an open ethics: Implications of new media platforms for global ethics discourse. Journal of Mass Media Ethics, 25, 275-292.
- Zion, L., & Craig, D. (Eds.). (2015). Ethics for digital journalists: Emerging best practices. New York: Routledge.
- https://www.facebook.com/groups/139896139408840/?fref=ts
- http://www.sparknotes.com/philosophy/public/summary.html